- steek
- {{steek}}{{/term}}1 [stoot met een scherp voorwerp] coup 〈m.〉2 [prik van een insect] piqûre 〈v.〉3 [kort gevoel van pijn] point 〈m.〉4 [m.b.t. handwerken] 〈naaien〉 point ⇒ 〈breien〉maille 〈v.〉5 [hoofddeksel] chapeau 〈m.〉à cornes ⇒ 〈met twee punten〉bicorne 〈m.〉 ⇒ 〈met drie punten〉tricorne 〈m.〉6 [po] bassin 〈m.〉(hygiénique)7 [uitgestoken hoeveelheid grond] motte 〈v.〉♦voorbeelden:1 〈figuurlijk〉 iemand een steek onder water geven • lancer une pointe à qn.iemand een steek toebrengen • porter un coup à qn.〈figuurlijk〉 dat was een steek door mijn hart • cela m'a fendu le coeur4 〈figuurlijk〉 aan hem is een steekje los • il lui manque une caseeen rechte steek breien • tricoter une maille à l'endroit〈figuurlijk〉 iets met zaterdagse steken maken • faire qc. à la va-viteeen steek laten vallen • 〈letterlijk〉 laisser tomber une maille; 〈figuurlijk〉 faire une gaffe¶ steek houden • tenir (debout)die bewering houdt geen steek • cette affirmation ne tient pas deboutiemand in de steek laten • laisser tomber qn.zijn geheugen liet hem in de steek • il a eu un trou de mémoiregeen steek • rien du toutgeen steek zien • n'y voir gouttegeen steek uitvoeren • ne rien fichergeen steek waard zijn • ne pas valoir tripette→ {{link=breister}}breister{{/link}}
Deens-Russisch woordenboek. 2015.